Groot in bloot : Cinema Palace in Kortrijk
Onderstaand verhaal kwam tot stand via getuigenissen van Erfgoedcel Kortrijk, Greet Verschatse, Jacques Mulleman, Filip Lecluyse, Wim Christiaens en Trui Tydgat. Het gaat over de geschiedenis van de Kortrijkse cinema Palace, ooit begonnen als danszaal, dan filmzaal geworden en uiteindelijk seksbioscoop: “Groot in bloot” dus!
In onderstaand stuk vertelt de oude cinema Palace haar geschiedenis…
Wat als gebouwen konden spreken? Het zou nogal een brouhaha zijn als ze op de Open Monumentendag 2012 alle 545 tegelijk beginnen. Dus geven we het woord aan één monument: de Ciné Palace in Kortrijk. Monoloog van een bewogen leven…
‘Discretie is de regel. Daar heb ik altijd naar geleefd, of ze mij nu gebruikten als danszaal, als seksbioscoop of als discotheek. Ik ben het allemaal geweest. En graag geweest.Er is hier veel plezier gemaakt en ik heb hier veel gezien’, zegt Ciné Palace, een gebouw in Kortrijk dat in 1922 werd opgetrokken. ‘Ik zal ‘t u al vertellen. Het is per slot van rekening maar één keer Open Monumentendag. Voor mij is het misschien de laatste. Ah, je dacht dat ik niet kon spreken? Wacht maar. Ik ben een echte praatbarak.’
‘De mensen kennen mij als de Ciné Palace. Maar ik ben begonnen als Dancing Palace. Ik heb mijn bestaan te danken aan Médard Mulleman, dat was de bouwheer. Eigenlijk was die niet thuis in de branche van het vermaak. Het was een meubelmaker. Een sculpteur bij De Coene, de Kunstwerkstede. Ze kunnen van Médard veel zeggen, maar hij wist van aanpakken, hij durfde risico’s te nemen en voelde aan wat de mensen bezighield.’
‘Zo had hij goed begrepen dat het uitgaansleven zich in de Zwevegemsestraat afspeelde. Hoe dikwijls heb ik hem niet horen vertellen dat hij met zijn broer een wandeling in de buurt maakte en dat hij een citeetje zag, een beluik met kleine krotjes. Als we die huisjes nu eens afbraken, zei hij. Dan kunnen we op die vrije ruimte toch een danszaal maken? Eén huis aan de straatkant heeft hij behouden. Een smal pand, met een poort die uitgeeft op een lange gang. Ik lig een beetje naar achteren, ingesloten door andere gebouwen. Eigenlijk ben ik een randverschijnsel.’
Volle dansvloer
‘Weggestoken of niet, ze wisten de Zwevegemsestraat 13 algauw te vinden. Ik zag er fris uit. Niet chic, maar opgeruimd en net. Ze hebben mij niet te veel mouluren gegeven. Gelukkig maar, al die chichi, dat schrikt de mensen toch maar af. Hier en daar wat strakkelijntjes, naar het schijnt heb ik wel wat van de art deco.
In 1922 was ik klaar voor dienst. Médard was toen 37. Het vuur sloeg meteen aan.
Tijdens de week werd er hard gewerkt, maar in het weekend kwamen de mensen dansen.
Gelijk wat er gespeeld werd, een wals, een scottish, de polka of de mazurka, en in de jazzperiode de swing: de vloer stond vol. Er zijn dagen geweest dat er 1.500 man was. Zonder overdrijven……
Zondag begon het orkest in de vroege namiddag en het speelde door tot 23 uur.
En dat allemaal voor één toegangsprijs. Dat was toen 2,5 frank.’
‘Het orkest van Marcel Pollet herinner ik mij het best. Dat heeft hier het meest gespeeld,
ze waren met twaalf. Ik herinner me ook nog Noëlos Jazzband en de Lucky Boysband. En Julien Lebon, met zijn accordeon, dat was een lieveling bij het publiek. De sfeer was gemoedelijk.
Hoeveel koppels hier niet ontstaan zijn! Er werd stevig doorgedronken. Als de bende van Turen Schuifelare kwam, was het uitkijken, maar al bij al is het niet vaak uit de hand gelopen.’ ‘Het is lang goed gegaan met de zaken. Zeker omdat Médard op zoek ging naar andere activiteiten. Hij organiseerde zelfs bokswedstrijden. Dan liet hij de ring op het podium zetten, waar anders het orkest zat. Tijdens de week verhuurde hij me regelmatig aan verenigingen.
Paul Vanden Boeynants heeft hier nog een speech gegeven voor de Orde van de beenhouwers. Daar zijn foto’s van.’
Laatste dans
‘Médard was een taaie. Toen zijn vrouw in 1938 stierf, heeft hij een knak gekregen, dat wel. Hij was er ook niet graag bij toen de Duitsers tijdens de oorlog de zaal opeisten.
Ik was er evenmin wild van, ik was toen een bakkerij. Komaan, zeg. Na de oorlog is het dansvertier geleidelijk aan weggedeemsterd. Médard zag het uit zijn handen glippen. Hij heeft de toegangsprijs opgetrokken, tot tien frank toe, maar die orkesten waren amper nog te betalen. En de mensen vonden een jukebox veel moderner.
Toch is Médard dat te boven gekomen. Hoe vaak die zich niet heruitgevonden heeft. Hij heeft de veerkracht van een spiralenmatras. Uiteindelijk is hij 105 geworden. Ik ben nu negentig, en het ziet er niet naar uit dat ik hem zal overleven.’
‘In 1947 heeft Médard architect Leon Vanmarcke aangesproken, een oude copain van bij De Coene. Hij moest mij verbouwen tot filmzaal. Dat plan heeft mij toen wel geschokt. Ik heb mij daar zorgen over gemaakt. Onterecht, zo bleek, want het was niet zo ingrijpend. Ze hebben de zaal een oplopende vloer gegeven en een technische cabine geïnstalleerd. Er waren twee projectoren van het type Ernemann 10. Een filmrol duurde twintig minuten. Als de eerste bobijn af was, moest men de projector stilleggen en de tweede opstarten. Puur Duitse degelijkheid, niet kapot te krijgen. Ze staan er nog altijd.’
Erotisch avontuur
‘Op Kerstdag 1950 begon mijn officieel bestaan als Ciné Palace met Tea for two. Dat was een film met Doris Day. Ben ik geen geluksvogel? Eerst heb ik veel geleerd over muziek, daarna over film. Altijd onder de mensen geweest. Ik heb succesnummers als White Christmas en de Glenn Miller Story gezien, en de westerns van Audie Murphy. Allemaal tijdens de werkuren. Toen Caroline Chérie op het programma stond, heb ik me wel wat zorgen gemaakt, want Martine Carol was volgens de kerkelijke overheid toch iets te mededeelzaam met haar borsten. Dan hadden ze Brigitte Bardot nog niet gezien. Ik kan u verzekeren, En cas de majeur, die trok wekenlang volle zalen.’
‘Moet ik me schuldig voelen? Mijn beperkte capaciteit is een struikelsteen gebleken.
Het spijt me, het is niet anders. De zaal had 540 zitjes en dat is te weinig gebleken, zeker toen er grotere zalen en multiplexen gezet werden. De grote films geraakten niet meer op het programma.
De vindingrijkheid die Médard en zijn zoons toen aan de dag gelegd hebben, draagt nog altijd mijn bewondering weg. Eerst zochten ze hun toevlucht tot Amerikaanse B-films, later kwam het Duitse werk, met Peter Alexander, Caterina Valente en Curd Jürgens. Het publiek bleef komen.
En toen werd het 1968. De Mullemans ontdekten de erotische film.’ ‘Bij de eerste seksfilms heb ik me gegeneerd. Zeker toen ze op de binnendeur de slogan “Groot in bloot” ophingen. Ik vond dat ik van onschuldig volksvermaak was afgegleden tot gore viespeukerij. Het was pompen of verzuipen. Ik heb met rode oortjes meegekeken naar Japanse films als Sex and life, en met opluchting gezien dat de recettes weer de hoogte ingingen. Ongeschonden kom je er niet uit. In de stad sta je bekend als seksbioscoop. De bazen vertelden wel eens dat ze op straat bezoekers tegenkwamen die deden of ze hen niet kenden.
Er is eens iemand in slaap gevallen tijdens een vertoning. Toen hij wakker werd, kwam hij aan het hek staan roepen. Hij zat opgesloten. Zeg alstublieft niet dat ik hier geweest ben, smeekte hij. Discretie is de regel. Ik zal ook nu niet vertellen wie het was.’
Creatief met de wet
‘Hoe de bazen de grenzen van de wetgeving getest hebben!
Daar heb ik geamuseerd zitten naar kijken. Vooral Jacques, de zoon, was daar handig in.
Hij knipte de films zelf bij tot ze conform waren met het Belgisch recht. Scènes met erecties en penetraties waren uit den boze. Het kwam er dus op aan er zo weinig mogelijk, maar toch net genoeg uit te halen.
Op de filmkopies die hier binnenkwamen waren de vitale delen bedekt met zwarte stift. Ik heb dikwijls gezien hoe Jacques met aceton en wattenstaafjes die stippen aan het verwijderen was, beeld per beeld. Als je weet dat er 24 beelden per seconde waren…
Bij elke nieuwe film kwam er iemand van de politie controle doen. Ik weet niet of die wisten dat er ooit stippen op die filmrollen gezeten hadden. Ik weet ook niet of ze ze gemist hebben. In al die jaren, tussen 1971 en 1988, hebben ze nooit een film moeten afvoeren. De deugnieten.’
‘Tegen het eind ging het moeizaam. Toen zijn de bazen erotische video’s beginnen verhuren en verkopen. Er is nog een inval van de gerechtelijke politie geweest. Alles is in beslag genomen. Om publiek te lokken, waren er tijdens de pauzes stripteaseacts. De Niki’s, Xandra’s en Lulu’s kwamen via een Brussels bureau. Ik heb me verbaasd over de omvang van het circuit, het waren bijna elke week andere meisjes. Maar je voelde: dit duurt niet lang meer. Uiteindelijk hebben ze de zaak nog eens willen restylen.
Eerst dachten ze nog aan een zaal voor bowling of squash, maar het is een dancing geworden. Dancing Baboon. Na negen maanden was hij failliet. Ik snap nog altijd niet wat er fout gegaan is. Andere eigenaars hebben er nadien een winkel van gemaakt: eerst voor muziekinstrumenten, daarna platen. Ik had daar weinig mee.’
‘De stad heeft me in 2006 aangekocht. Het Stedelijk Ontwikkelingsbedrijf Kortrijk. De SOK!Je voelt misschien dat ik er gemengde gevoelens bij heb. Ze hebben me eerst een poos aan mijn lot overgelaten. Vrolijk word je daar niet van. Ze gaan me laten instorten, dacht ik. Maar zo ver is het niet gekomen. Twee jaar geleden hebben een stel jonge gasten de sleutels gekregen. Wat gaan we nu krijgen, dacht ik.
Ze hebben de ingang verbouwd tot een praatcafé. De kleine zaal is in hout herdaan, met een geluidsdicht sas. Allemaal zelf gedaan, met elektriciens en schrijnwerkers uit hun vrijwilligersploeg. Op twee nachten tijd zijn de muren van de grote zaal vol graffiti gezet.
Je zou me moeten zien. Precies een clubbar in Berlijn. cP*, noemen ze me. Cool, hé?’
Dreigende onteigening
‘In het begin voelde ik me als een oudere straatmadelief in een minirok. Maar nu zie ik het ongelooflijk zitten. Om de paar dagen is hier wel iets te doen: een jonge band die speelt, iets met poëzie, funkjamavond, volxkeuken, vorige week was er een hardcorefestival. Ik zie hier dreadlocks en mannen in kostuum. Aanstekelijk. Laat ze maar doen.
Zo lang zij er zijn, gaat het goed met mij. Want ik weet ook wel dat het niet kan blijven duren.
In heel de buurt is er een onteigeningsplan. Alles samen wel 2.500 vierkante meter, schat ik. Getekend door de minister. En ik zit er tussen. Ze willen hier woningen voor de middenklasse maken, met een parkje erbij. Het zal de buurt goed doen, daar twijfel ik niet aan, want de voorbije maanden was er veel politie om toezicht te houden op drugs, criminaliteit en dubieuze winkeltjes.’ ‘Ik weet niet hoeveel tijd ik nog heb. De onteigeningen zijn nog niet allemaal rond.
Ondertussen zorgen die jonge gasten voor mij. Maar nee, 105 jaar ga ik niet worden.’
Dit verhaal kwam tot stand via getuigenissen van Erfgoedcel Kortrijk, Greet Verschatse, Jacques Mulleman, Filip Lecluyse, Wim Christiaens en Trui Tydgat
(Bron: http://www.standaard.be en beeldbank Kortrijk)
In onderstaand stuk vertelt de oude cinema Palace haar geschiedenis…
Wat als gebouwen konden spreken? Het zou nogal een brouhaha zijn als ze op de Open Monumentendag 2012 alle 545 tegelijk beginnen. Dus geven we het woord aan één monument: de Ciné Palace in Kortrijk. Monoloog van een bewogen leven…
‘Discretie is de regel. Daar heb ik altijd naar geleefd, of ze mij nu gebruikten als danszaal, als seksbioscoop of als discotheek. Ik ben het allemaal geweest. En graag geweest.Er is hier veel plezier gemaakt en ik heb hier veel gezien’, zegt Ciné Palace, een gebouw in Kortrijk dat in 1922 werd opgetrokken. ‘Ik zal ‘t u al vertellen. Het is per slot van rekening maar één keer Open Monumentendag. Voor mij is het misschien de laatste. Ah, je dacht dat ik niet kon spreken? Wacht maar. Ik ben een echte praatbarak.’
‘De mensen kennen mij als de Ciné Palace. Maar ik ben begonnen als Dancing Palace. Ik heb mijn bestaan te danken aan Médard Mulleman, dat was de bouwheer. Eigenlijk was die niet thuis in de branche van het vermaak. Het was een meubelmaker. Een sculpteur bij De Coene, de Kunstwerkstede. Ze kunnen van Médard veel zeggen, maar hij wist van aanpakken, hij durfde risico’s te nemen en voelde aan wat de mensen bezighield.’
‘Zo had hij goed begrepen dat het uitgaansleven zich in de Zwevegemsestraat afspeelde. Hoe dikwijls heb ik hem niet horen vertellen dat hij met zijn broer een wandeling in de buurt maakte en dat hij een citeetje zag, een beluik met kleine krotjes. Als we die huisjes nu eens afbraken, zei hij. Dan kunnen we op die vrije ruimte toch een danszaal maken? Eén huis aan de straatkant heeft hij behouden. Een smal pand, met een poort die uitgeeft op een lange gang. Ik lig een beetje naar achteren, ingesloten door andere gebouwen. Eigenlijk ben ik een randverschijnsel.’
Volle dansvloer
‘Weggestoken of niet, ze wisten de Zwevegemsestraat 13 algauw te vinden. Ik zag er fris uit. Niet chic, maar opgeruimd en net. Ze hebben mij niet te veel mouluren gegeven. Gelukkig maar, al die chichi, dat schrikt de mensen toch maar af. Hier en daar wat strakkelijntjes, naar het schijnt heb ik wel wat van de art deco.
In 1922 was ik klaar voor dienst. Médard was toen 37. Het vuur sloeg meteen aan.
Tijdens de week werd er hard gewerkt, maar in het weekend kwamen de mensen dansen.
Gelijk wat er gespeeld werd, een wals, een scottish, de polka of de mazurka, en in de jazzperiode de swing: de vloer stond vol. Er zijn dagen geweest dat er 1.500 man was. Zonder overdrijven……
Zondag begon het orkest in de vroege namiddag en het speelde door tot 23 uur.
En dat allemaal voor één toegangsprijs. Dat was toen 2,5 frank.’
‘Het orkest van Marcel Pollet herinner ik mij het best. Dat heeft hier het meest gespeeld,
ze waren met twaalf. Ik herinner me ook nog Noëlos Jazzband en de Lucky Boysband. En Julien Lebon, met zijn accordeon, dat was een lieveling bij het publiek. De sfeer was gemoedelijk.
Hoeveel koppels hier niet ontstaan zijn! Er werd stevig doorgedronken. Als de bende van Turen Schuifelare kwam, was het uitkijken, maar al bij al is het niet vaak uit de hand gelopen.’ ‘Het is lang goed gegaan met de zaken. Zeker omdat Médard op zoek ging naar andere activiteiten. Hij organiseerde zelfs bokswedstrijden. Dan liet hij de ring op het podium zetten, waar anders het orkest zat. Tijdens de week verhuurde hij me regelmatig aan verenigingen.
Paul Vanden Boeynants heeft hier nog een speech gegeven voor de Orde van de beenhouwers. Daar zijn foto’s van.’
Laatste dans
‘Médard was een taaie. Toen zijn vrouw in 1938 stierf, heeft hij een knak gekregen, dat wel. Hij was er ook niet graag bij toen de Duitsers tijdens de oorlog de zaal opeisten.
Ik was er evenmin wild van, ik was toen een bakkerij. Komaan, zeg. Na de oorlog is het dansvertier geleidelijk aan weggedeemsterd. Médard zag het uit zijn handen glippen. Hij heeft de toegangsprijs opgetrokken, tot tien frank toe, maar die orkesten waren amper nog te betalen. En de mensen vonden een jukebox veel moderner.
Toch is Médard dat te boven gekomen. Hoe vaak die zich niet heruitgevonden heeft. Hij heeft de veerkracht van een spiralenmatras. Uiteindelijk is hij 105 geworden. Ik ben nu negentig, en het ziet er niet naar uit dat ik hem zal overleven.’
‘In 1947 heeft Médard architect Leon Vanmarcke aangesproken, een oude copain van bij De Coene. Hij moest mij verbouwen tot filmzaal. Dat plan heeft mij toen wel geschokt. Ik heb mij daar zorgen over gemaakt. Onterecht, zo bleek, want het was niet zo ingrijpend. Ze hebben de zaal een oplopende vloer gegeven en een technische cabine geïnstalleerd. Er waren twee projectoren van het type Ernemann 10. Een filmrol duurde twintig minuten. Als de eerste bobijn af was, moest men de projector stilleggen en de tweede opstarten. Puur Duitse degelijkheid, niet kapot te krijgen. Ze staan er nog altijd.’
Erotisch avontuur
‘Op Kerstdag 1950 begon mijn officieel bestaan als Ciné Palace met Tea for two. Dat was een film met Doris Day. Ben ik geen geluksvogel? Eerst heb ik veel geleerd over muziek, daarna over film. Altijd onder de mensen geweest. Ik heb succesnummers als White Christmas en de Glenn Miller Story gezien, en de westerns van Audie Murphy. Allemaal tijdens de werkuren. Toen Caroline Chérie op het programma stond, heb ik me wel wat zorgen gemaakt, want Martine Carol was volgens de kerkelijke overheid toch iets te mededeelzaam met haar borsten. Dan hadden ze Brigitte Bardot nog niet gezien. Ik kan u verzekeren, En cas de majeur, die trok wekenlang volle zalen.’
‘Moet ik me schuldig voelen? Mijn beperkte capaciteit is een struikelsteen gebleken.
Het spijt me, het is niet anders. De zaal had 540 zitjes en dat is te weinig gebleken, zeker toen er grotere zalen en multiplexen gezet werden. De grote films geraakten niet meer op het programma.
De vindingrijkheid die Médard en zijn zoons toen aan de dag gelegd hebben, draagt nog altijd mijn bewondering weg. Eerst zochten ze hun toevlucht tot Amerikaanse B-films, later kwam het Duitse werk, met Peter Alexander, Caterina Valente en Curd Jürgens. Het publiek bleef komen.
En toen werd het 1968. De Mullemans ontdekten de erotische film.’ ‘Bij de eerste seksfilms heb ik me gegeneerd. Zeker toen ze op de binnendeur de slogan “Groot in bloot” ophingen. Ik vond dat ik van onschuldig volksvermaak was afgegleden tot gore viespeukerij. Het was pompen of verzuipen. Ik heb met rode oortjes meegekeken naar Japanse films als Sex and life, en met opluchting gezien dat de recettes weer de hoogte ingingen. Ongeschonden kom je er niet uit. In de stad sta je bekend als seksbioscoop. De bazen vertelden wel eens dat ze op straat bezoekers tegenkwamen die deden of ze hen niet kenden.
Er is eens iemand in slaap gevallen tijdens een vertoning. Toen hij wakker werd, kwam hij aan het hek staan roepen. Hij zat opgesloten. Zeg alstublieft niet dat ik hier geweest ben, smeekte hij. Discretie is de regel. Ik zal ook nu niet vertellen wie het was.’
Creatief met de wet
‘Hoe de bazen de grenzen van de wetgeving getest hebben!
Daar heb ik geamuseerd zitten naar kijken. Vooral Jacques, de zoon, was daar handig in.
Hij knipte de films zelf bij tot ze conform waren met het Belgisch recht. Scènes met erecties en penetraties waren uit den boze. Het kwam er dus op aan er zo weinig mogelijk, maar toch net genoeg uit te halen.
Op de filmkopies die hier binnenkwamen waren de vitale delen bedekt met zwarte stift. Ik heb dikwijls gezien hoe Jacques met aceton en wattenstaafjes die stippen aan het verwijderen was, beeld per beeld. Als je weet dat er 24 beelden per seconde waren…
Bij elke nieuwe film kwam er iemand van de politie controle doen. Ik weet niet of die wisten dat er ooit stippen op die filmrollen gezeten hadden. Ik weet ook niet of ze ze gemist hebben. In al die jaren, tussen 1971 en 1988, hebben ze nooit een film moeten afvoeren. De deugnieten.’
‘Tegen het eind ging het moeizaam. Toen zijn de bazen erotische video’s beginnen verhuren en verkopen. Er is nog een inval van de gerechtelijke politie geweest. Alles is in beslag genomen. Om publiek te lokken, waren er tijdens de pauzes stripteaseacts. De Niki’s, Xandra’s en Lulu’s kwamen via een Brussels bureau. Ik heb me verbaasd over de omvang van het circuit, het waren bijna elke week andere meisjes. Maar je voelde: dit duurt niet lang meer. Uiteindelijk hebben ze de zaak nog eens willen restylen.
Eerst dachten ze nog aan een zaal voor bowling of squash, maar het is een dancing geworden. Dancing Baboon. Na negen maanden was hij failliet. Ik snap nog altijd niet wat er fout gegaan is. Andere eigenaars hebben er nadien een winkel van gemaakt: eerst voor muziekinstrumenten, daarna platen. Ik had daar weinig mee.’
‘De stad heeft me in 2006 aangekocht. Het Stedelijk Ontwikkelingsbedrijf Kortrijk. De SOK!Je voelt misschien dat ik er gemengde gevoelens bij heb. Ze hebben me eerst een poos aan mijn lot overgelaten. Vrolijk word je daar niet van. Ze gaan me laten instorten, dacht ik. Maar zo ver is het niet gekomen. Twee jaar geleden hebben een stel jonge gasten de sleutels gekregen. Wat gaan we nu krijgen, dacht ik.
Ze hebben de ingang verbouwd tot een praatcafé. De kleine zaal is in hout herdaan, met een geluidsdicht sas. Allemaal zelf gedaan, met elektriciens en schrijnwerkers uit hun vrijwilligersploeg. Op twee nachten tijd zijn de muren van de grote zaal vol graffiti gezet.
Je zou me moeten zien. Precies een clubbar in Berlijn. cP*, noemen ze me. Cool, hé?’
Dreigende onteigening
‘In het begin voelde ik me als een oudere straatmadelief in een minirok. Maar nu zie ik het ongelooflijk zitten. Om de paar dagen is hier wel iets te doen: een jonge band die speelt, iets met poëzie, funkjamavond, volxkeuken, vorige week was er een hardcorefestival. Ik zie hier dreadlocks en mannen in kostuum. Aanstekelijk. Laat ze maar doen.
Zo lang zij er zijn, gaat het goed met mij. Want ik weet ook wel dat het niet kan blijven duren.
In heel de buurt is er een onteigeningsplan. Alles samen wel 2.500 vierkante meter, schat ik. Getekend door de minister. En ik zit er tussen. Ze willen hier woningen voor de middenklasse maken, met een parkje erbij. Het zal de buurt goed doen, daar twijfel ik niet aan, want de voorbije maanden was er veel politie om toezicht te houden op drugs, criminaliteit en dubieuze winkeltjes.’ ‘Ik weet niet hoeveel tijd ik nog heb. De onteigeningen zijn nog niet allemaal rond.
Ondertussen zorgen die jonge gasten voor mij. Maar nee, 105 jaar ga ik niet worden.’
Dit verhaal kwam tot stand via getuigenissen van Erfgoedcel Kortrijk, Greet Verschatse, Jacques Mulleman, Filip Lecluyse, Wim Christiaens en Trui Tydgat
(Bron: http://www.standaard.be en beeldbank Kortrijk)
De cinéma's van Menen
Hier gaat het normaal verder